Wie hoopt hier een goed adres aan te treffen van een moderne slager met liefde voor zijn ambacht, komt bedrogen uit. Want de slager om wie het gaat, is al heel lang dood; sterker nog, hij heeft nooit bestaan.
De slager in dit stukje is een personage uit Martin Chuzzlewit, een roman van Charles Dickens uit 1843-1844. De liefdevolle manier waarop deze fictieve negentiende-eeuwse slager omgaat met zijn vlees trof mij, een moderne lezer, in een tijd waarin we allemaal – net als Dickens indertijd – dol zijn op precies dit soort slagers.
Tom Pinch, een van de hoofdpersonen, gaat samen met zijn zus Ruth vlees kopen voor een beef-steak pudding (rundvleespastei). Ruth gaat die maken voor John Westlock, een vriend die ’s avonds bij haar en Tom komt eten:Zien hoe de slager het vlees beklopte voor hij het op het blok legde, en hoe hij zijn mes aanscherpte, was hetzelfde als je ontbijt meteen vergeten. Het was ook heel aangenaam – echt waar – om hem het vlees af te zien snijden, zo perfect glad en sappig. Er zat niets barbaars in, hoewel het mes groot en scherp was; het was een demonstratie van kunst, hoge kunst, met een delicate aanzet, helderheid van toon, vaardige behandeling van het onderwerp, verfijnde arcering. Het was de volledige overwinning van de geest op de materie.
Het misschien wel groenste koolblad ooit in een tuin gekweekt werd om dit stuk rundvlees heen geslagen, voor het aan Tom werd overhandigd. De slager had gevoel voor zijn vak en wist het tot in de puntjes uit te werken. Toen hij zag hoe Tom het koolblad onhandig in zijn tas stopte, vroeg hij toestemming om het voor hem te doen, ‘want vlees’, zei hij met enige emotie, ‘moet ontzien worden, niet opgejaagd.’Is dat niet prachtig? Het geheel krijgt nog wat extra lading als je weet dat Ruth geen ervaren kok is en voor de korst alleen meel en eieren gebruikt, terwijl de kookboeken van die tijd voorschrijven dat er ook suet (hard vet van rund of schaap) in moet. Maar John Westlock is zo verliefd op Ruth, dat hij de pagina met het recept voor beef-steak pudding uit het kookboek scheurt dat hij later voor haar meebrengt. Wat overigens niet wegneemt dat het gezelschap lang en hartelijk lacht om Ruths vergissing: ook dát is Dickens.Bron: Charles Dickens, Martin Chuzzlewit, Collins Clear-Type Press, z.j., p. 583-584; vertaling van mij.